- door Beatrice Boucher
Ptolemaeus werd geboren in Alexandrië (100-168 n. Chr), leefde in Egypte en werd zo in staat gesteld om de oude astronomische en astrologische kennis van de Chaldeeërs en de Egyptenaren met het Griekse denken te synthetiseren. Zijn geschriften hebben veel invloed gehad op het westers astrologisch denken van de Middeleeuwen en de Renaissance.
Hij schreef eerst het Almagest over astronomie en aardrijkskunde, vervolgens de Tetrabiblos over astrologie. De laatste hoofdstukken van boek II van de Tetrabiblos zijn gewijd aan diverse onderwerpen zoals het voorspellen van oorlogen, epidemieën, natuur rampen en meteorologische patronen. Over het laatste gaat dit artikel.
Ptolemaeus bracht een verband tussen de omloop van de zon, de maan en de planeten door de dierenriem met het weer. Zijn weersvoorspellende methode doet met ook denken aan mijn oma: zij kon aan de halo om de maan zien welk weer we de volgende dag zouden krijgen, en zij vergiste zich nooit. Zulks omgevings-observaties voegt Ptolemaeus toe aan de 'astrologische methode' om de voorspellingen te verbinden aan de plaats op aarde.
In een eerste regel stelt hij vast dat de nieuwe of volle maan voorafgaand aan de zon ingres in Ram kan worden gebruikt als uitgangspunt voor onderzoek naar de weerpatronen van het jaar. En dit past hij toe op elk van de opvolgende ingressen: in Kreeft, Weegschaal en Steenbok. Ook belangrijke factoren van invloed zijn de unaties en de conjuncties tussen de planeten.
Ptolemaeus splitst verder de dierenriemtekens in domeinen. Elk domein valt onder de heerschappij van één van de vijf (toen bekende) planeten: Mercurius, Venus Mars, Jupiter en Saturnus. Zo regeert Jupiter de eerste zes graden van Ram; Venus de volgende acht; Mercurius de opvolgende zeven, enzovoort. Alle vijf planeten komen op die wijze in elk teken voor, en de verschillen die optreden hebben alleen te maken met hun volgorde en de lengte van hun domein (waardoor dit systeem niet altijd even logisch overkomt). Het is de loop van de zon door deze domeinen, die het weer zijn betreffende planetaire gesteldheid geeft. Ptolemaeus stelde jaar- en maanddiagrammen op om deze domeinen aan te geven.
Mercurius, de snelste planeet en het dichtst bij de zon staand, heeft over het algemeen een drogende werking. Het produceert droge lucht, felle en veranderlijke winden, donder, aardbevingen, bliksem en orkanen.
Venus heeft een gematigde passieve kracht die verhit en bevochtigt. Venus staat voor gematigde temperaturen, helder weer met de juiste vochtigheidsgraad en een zachte bries; nu en dan voegt zij er een echte stortregen aan toe om de aarde vruchtbaar te houden.
Mars wordt gezien als haar tegenpool, omdat de aarde tussen beide planeten om de zon draait: hij werkt verdrogend en geeft heet weer. Hij brengt vernietiging door watersnood en produceert een warme wind die de huid looit en het water doet bederven (in een tijd waar men afhankelijk was van putten en rivieren voor eigen drinkvoorziening, was dit belangrijk om te weten).
Moet gezegd worden dat Mars op zijn perigeum terugkomt iets meer dan elk jaar, en extra-dicht de aarde is hij elk 15 à 17 jaar. Maar vooral is hij op zijn perigeum wanneer hij oppositie de zon staat, dus in juli-augustus, en dat is de zomer!
28 augustus 2003 was hij het allerdichtst bij de aarde sinds millennia, en dit is wat KNMI nadien schreef : 'Met een gemiddelde temperatuur in De Bilt van 19,3 °C tegen een langjarig gemiddelde van 17,2 °C is augustus 2003 een zeer warme maand geworden. Augustus eindigde hiermee op een gedeelde zesde plaats in de rij van warmste augustusmaanden sinds 1901'.
Jupiter is gematigd en actief: hij staat (astronomisch en meteorologisch) tussen Mars (hitte) en Saturnus (kou). Hij brengt de lucht op een aangename temperatuur en zorgt voor de juiste voorwaarden (wind, vocht, etc.) om alles overvloedig te laten groeien.
Saturnus, die het verst van de zon verwijderd is, is koud en droog van aard. Hij brengt vooral een vernietigende koude voort: vorstperiodes en nachtvorst, sneeuwstormen, hagel en een verkillende mist. Alle somberheid van het weer is van deze planeet afkomstig, volgens Ptolemaeus althans.
Er zijn onderzoeken gedaan (Hunziker) naar de invloed van Jupiter en Saturnus op het weer. Er is gebleken dat wanneer Jupiter en Saturnus in oppositie of conjunctie staan, er relatief mooi en warm zomerweer, en vochtig en zacht winterweer is. Maar als beide planeten een vierkant met elkaar maken, ontstaat onbestendig zomerweer en een droge koude winter.
De planeet, die heerst over het teken, waarin de zon zich bevindt, regeert het weertype; het betreffende domein van dat teken bepaalt de details. De algemene weervoorspellingen volgens Ptolemaeus berusten verder op de volgende uitgangspunten:
Voor een heel jaargetijde: het weer van de laatste drie dagen, voorafgaand aan de volle en de nieuwe maan die het dichtstbij de zonnewende- en eveningspunten ligt, duidt de algemene aard van het weer in dat seizoen aan.
Voor een maand: het weertype dat aan volle of nieuwe maan voorafgaat, bestendigt zich voor de twee weken die daarop volgen.
Voor de week: de uitstraling van de maan in elk van haar vier fasen bepaalt het weertype van de daaropvolgende zeven dagen. Heeft de maan geen halo, dan wordt het mooi weer; is er een roodachtige gloed, dan zal het winderig zijn; een bleke of doffe gloed duidt op het naderen van storm en regen. Verder geeft de halo van de maan nog de volgende indicaties: als er twee of drie halo's zijn, is er storm op komst; ook als hij gelig en onderbroken is; een dikke, vage lichtkring om de maan duidt op sneeuwstormen. De kleur van de lichtkring verwijst eveneens naar de planeet die op dat moment het weer beheerst. Bij een zwartachtige halo is dat Saturnus, bij een witte, Jupiter. Rood en geel duiden op het domineren van resp. Mars en Venus. Meerdere kleuren tegelijk duiden op de invloed van Mercurius.
Voor een etmaal: daarbij gaat het om het aanzicht van de zon bij opkomst (voor de dag) en bij ondergang (voor de nacht). Is het helder en onbewolkt, dan mooi weer. Is het veelkleurig en roodachtig, met rossige wolken aan één kant, dan zal er een sterke wind gaan opsteken. Het zelfde is het geval wanneer er gelige wolken zijn of de zon ‘lange' stralen uitzendt. Is het geheel loodachtig of grauw van kleur, dan duidt dat op regen en storm.
© Beatrice Boucher, D.F.Astrol.S.